Search results
De oosterse morgenster (Tragopogon pratensis subsp. orientalis) is een vaste plant uit de composietenfamilie (Asteraceae). De ondersoort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als zeldzaam en sterk in aantal afgenomen. De oosterse morgenster is echter vrij veel uitgezaaid in bermen in stedelijke gebieden.
- Bedektzadigen
- Plantae (Planten)
- Spermatopsida (Zaadplanten)
- Embryophyta (Landplanten)
Oosterse morgenster - Tragopogon pratensis s. orientalis. De grote geelgouden hoofdjes van meer dan 5 cm in doorsnee van de Oosterse morgenster, Tragopogon pratensis subsp. orientalis, vallen op op dijkhellingen langs de grote rivieren. Bij zonnig weer zijn de hoofdjes tot vroeg in de middag geopend en sluiten dan.
Tragopogon pratensis subsp. orientalis (L.) Celak. Nederlands: Oosterse morgenster. Etymologiebron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra. De Nederlandse naam morgenster heeft te maken met de stervormige bloem, die alleen 's ochtends is geopend. Tragopogon komt van het Grlekse tragos (bok) en pogon (baard), dus boksbaard, hetgeen slaat op het ...
Oosterse morgenster is een overblijvende plant van 20 tot 90 cm hoog, die groeit op vochtige, voedselrijke grond in hooilanden en op rivierdijken. Ze is zeldzaam voorkomend in het rivierengebied. Ze wordt ook uitgezaaid, vooral in stedelijke gebieden. Elders komt ze niet voor.
Tragopogon pratensis subsp. orientalis. Goed te herkennen aan. de gele lintbloemen, die langer zijn dan de omwindselbladen én de gele helmknoppen met bruinpaarse streep én het grasachtige blad. Bloeiperiode vanaf mei t/m juli. Zeldzaam in het rivierengebied. Hoogte 20 tot 90 cm. Doorsnede van de bloem 4 tot 5 cm.
28 mei 2007 · Tragopogon pratensis subsp. orientalis (T. orientalis L.). Hoofdjes groter (dan bij andere subsp. red.). Omwindselbladen korter dan de bloemen. Bloemkroon donker-goudgeel. Cilinder van de helmknopjes goudgeel, bruingestreept. Randstandige vruchten kortstekelig, bijna dubbel zo lang als hun snavel.
Tragopogon pratensis subsp. orientalis (T. orientalis L.). Hoofdjes groter (dan bij andere subsp. red.). Omwindselbladen korter dan de bloemen. Bloemkroon donker-goudgeel. Cilinder van de helmknopjes goudgeel, bruingestreept. Randstandige vruchten kortstekelig, bijna dubbel zo lang als hun snavel.
