Search results
Borstelbies, Isolepis setacea, is een laagblijvende soort met borstelvormige stengels en korte bladeren. De planten blijven klein en groeien in duinvalleien en op natte zandige bodems. Ze groeien in kleine pollen en worden maximaal zo'n 20 cm hoog. De bloeiwijzen, het zijn aren, treden schijnbaar zijdelings uit de stengel.
Isolepis setacea (L.) R. Br. (1810) Nederlands: Borstelbies. Engels: Bristle Club-rush. Duits: Borstiger Schuppensimse. Etymologiebron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra. Isolepis is afgeleid van het Griekse woord isos (vergelijkbaar of gelijk), in hoeveelheid en soort, en lepis (een schub of vlok).
- tweeslachtig
- Onopvallend
- 0,02-0,20 m.
- eenzadige dopvrucht of noot
Borstelbies (Isolepis setacea, basioniem: Scirpus setaceus) is een in pollen groeiende of een dichte zode vormende plant, die behoort tot de cypergrassenfamilie (Cyperaceae). De plant is eenjarig, maar kan ook enkele jaren oud worden.
- Bedektzadigen
- Plantae (Planten)
- Spermatopsida (Zaadplanten)
- Embryophyta (Landplanten)
Français -Isolépis sétacé. Deutsch -Borstige Moorbinse. Synoniemen- Scirpus setaceus, Dwergbies. Familie -Cyperaceae (Cypergrassenfamilie) Naamgeving (Etymologie) -Isolepis is afgeleid van het Griekse woord isos (vergelijkbaar of gelijk), in hoeveelheid en soort, en lepis (een schub of vlok). Setacea betekent met borstels of borstelig.
Isolepis setacea (syn. Scirpus setaceus) is a species of flowering plant in the sedge family known by the common names bristle club-rush and bristleleaf bulrush. It is native to Eurasia and Africa, and possibly Australasia. It can be found in other places, including some areas in North America, where it is an introduced species.
- I. setacea
- Isolepis
10 sep. 2011 · Borstelbies Isolepis setacea groeit in pollen of dichte zoden en kan ook iets kruipend zijn. De plant heeft een bleek blauwgroene kleur. De bloemstengels zijn rolrond, dun, gestreept, en kunnen zowel rechtopstaand als opstijgend zijn. Ze dragen meer dan één aartje.
General Information. Rhizomes creeping. Culms 3-12 cm tall, ca. 5 mm thick, terete, grooved. Leaves sometimes with only a sheath; leaf blade linear, usually shorter than culm, 0.2-0.5 mm wide, sometimes very short and deltoid or absent. Involucral bract 1 (or 2), ovate-lanceolate, 3-10 (-12) mm, spreading to erect, both surfaces dark red at ...
